Ruud Schenk 1998
Ramon van de Werken
Ramon van de Werken (1948) zat begin jaren zeventig korte tijd op de Rietveldacademie
in Amsterdam, maar hij besloot al snel zijn eigen weg te zoeken. Om los
te komen van al te romantische ideeën omtrent het kunstenaarschap
en om zijn eigen tijd te accepteren keek hij om zich heen
en schilderde in principe alles wat hem voor ogen kwam: huizen, interieurs,
tuinen, familieleden, vrienden, huisdieren. Enkele onderwerpen sprongen
eruit en werden soms tot in het extreme uitgewerkt. Zo maakte hij tientallen
kleurige (een recensent noemde het balorige) stillevens met
bloemen in alle mogelijke vazen en in combinatie met steeds andere asbakken
of vergelijkbare gebruiks- of decoratieartikelen, waarvoor de Wehkamp-catalogus
letterlijk en figuurlijk een inspiratiebron kon zijn. Daarnaast ontstonden
er andere clusters werken, zoals schilderijen waarvoor hij zijn eigen
schilder- en timmergereedschap tot onderwerp nam; een deel van de schilderijen
die hij maakte waren driedimensionaal, geschilderd op een gefiguurzaagde
ondergrond. Bijna al het werk straalde een vrolijke energie uit die ook
zijn andere projecten lijkt te tekenen. Hij was in 1981 mede-oprichter
van de de Stichting Kalamiteit, een drukkerij/uitgeverij voor kunstenaars
te Dokkum die inmiddels is uitgebreid met enkele werkplaatsen waar kunstenaars
voor de uitvoering van diverse soorten projecten terecht kunnen, en waarachter
Van de Werken nog steeds de drijvende kracht is - soms tegen wil en dank,
maar met onverminderd idealisme.
In 1977 schilderde hij voor het eerst het bos. Aanvankelijk was het een
aanzicht van een bosrand in de buurt van zijn huis in het Friese Driesum,
een groene gevel die hij tientallen keren beeldvullend schilderde, altijd
hartje zomer, nooit in een ander seizoen. Het was duidelijk dat dit onderwerp
meer voor hem betekende dan bijvoorbeeld de stillevens (waar hij na een
aantal jaren mee stopte) en aanverwante werken, en in de loop van de jaren
zou het bos het hoofdthema worden, waarin een aantal van zijn interesses
zouden samenkomen.
In 1975 had hij een hectare bij Driesum gekocht waar hij allerlei bomen
plantte en dat inmiddels aardig is volgegroeid. Het bos was voor hem ook
niet meer alleen een pittoreske aanleiding om te schilderen maar het wekte
ook meer en meer een interesse in de wetenschappelijke kanten van zaken
als groeiprocessen, fotosynthese en synergie.
Van de Werkens interesse in zaken als fotosynthese, oftewel in de werking
van het zonlicht in bladgroen - een voorwaarde voor de groei van bomen
en planten - leidde ertoe dat hij begin jaren tachtig al tekenend begon
te experimenteren om te zien of hij vergelijkbare groeiprocessen ook in
zijn beeldend werk kon realiseren. In zekere zin is hij nog steeds met
dat experiment bezig en zijn schilderijen, ruimtelijk werk en experimenten
met de computer zijn allemaal als een onderdeel van dat grote project
te beschouwen.
Die eerste tekeningen waren schetsen waarvoor hij al doende half bewust
en half intuïtief regels en criteria bedacht. Uitgangspunt was het
vinden van een patroon, een systeem, dat zoveel mogelijk overeenkomt met
het groeien van de bladeren van een boom: alle bladeren groeien vanuit
hetzelfde principe maar geen twee worden er precies gelijk; geen enkele
boom of blad is volkomen symmetrisch maar er is wel altijd sprake van
evenwicht; de aanblik van een boom, of van een natuurlijk landschap, levert
voor de mens meestal een esthetisch genoegen op. Om een vergelijkbaar
systeem te vinden ging hij bij het tekenen in zijn atelier bijvoorbeeld
als volgt te werk. Er wordt eerst een korte lijn op papier gezet en een
tweede lijn wordt er tegenaan gezet maar mag de eerste niet kruisen zodat
er nergens een kruispunt ontstaat maar altijd een driesprong. De hoek
waaronder de lijnen bij elkaar komen mag niet te klein zijn, maar hoe
groot of klein die concreet kan zijn wordt proefondervindelijk bepaald:
wanneer is het nog mooi? waar gaat het beeld dichtslibben of komt het
met zichzelf in de knoop? en zo verder. De schilderijen die hij op basis
van de best geslaagde schetsen maakte zien eruit als een soort puzzels
waar geen twee stukjes identiek zijn. De puzzelstukjes, meestal
puntige acht- of negenhoeken, liggen niet plat naast elkaar maar zijn
kriskras gekanteld, waardoor een ruimtelijk beeld ontstaat met een gecompliceerd
spel van licht en schaduw. Zoals een dicht bladerdak dus, maar dan kunstmatig
- of kunstzinnig.
Van de Werken hanteert echter niet slechts één methode maar
bewandelt soms lange omwegen om een schilderij te maken. Zo zijn een viertal
grote schilderijen ontstaan doordat hij voor elk eerst een tekening uitkoos,
op basis van deze tekening een ruimtelijk werk in beton uitvoerde, dit
fotografeerde en vergrotingen daarvan ten slotte gebruikte als ondergrond
om te beschilderen. Ook gebruikt hij wel de computer om de correcte licht-
en schaduwwerking te bepalen. Onlangs voltooide hij na lang zwoegen een
computerprogramma dat als een screen saver twaalf uur achtereen kan aanstaan
en waarin een stilstaand beeld te zien is, een schilderij
van het bos dat geleidelijk uit het donker opdoemt en later ook weer verdwijnt,
beschenen door de langzaam opkomende en ondergaande zon, compleet
met zo realistisch mogelijke verglijding van schaduwen, wisselende kleurintensiteiten
en het gezang van vogels.
De vormen in Van de Werkens schilderijen die als grote bladeren in beeld
hangen of naar beneden dwarrelen doen lang niet altijd denken aan puzzelstukjes
en kunnen allerlei gedaantes hebben. Zo duiken er recentelijk ook steeds
meer realistisch geschilderde fragmenten op (meestal in grisaille
- maar dan met een kleur in plaats van grijs), zoals bijvoorbeeld van
een ornamenteel blad- of bloemmotief van een sieraad of gebruiksvoorwerp.
De kleuren en vormen van de bladeren doen zelden natuurlijk
aan, maar in de schemerdonkere tussenruimte zijn in de achtergrond meestal
fragmenten van boomstammen en takken te ontwaren die eraan herinneren
dat we nog steeds met een bos te maken hebben. Van de Werken vertelt dat
hij een voorkeur heeft voor het bos aan het einde van juli, wanneer de
bladeren op hun volst en van het donkerste groen zijn; en net zo vol,
net zo zwaar zou je bijna zeggen - in weerwil van de lichtvoetigheid en
het optimisme waarmee ze zijn ontstaan - is de atmosfeer in veel van zijn
schilderijen.
Naast al deze experimenten en deze volheid zit er ook nog
een grote variatie in de manier waarop de verf op doek is gebracht, in
het handschrift: tussen de wijze waarop de achtergrond en de bladeren
tot stand komen kunnen grote verschillen zitten, net zoals tussen de bladeren
onderling - eenheid in stijl lijkt wel het laatste waar Van
de Werken naar streeft. Hij trekt kortom heel wat registers tegelijk open
om een grote rijkdom in het beeld te krijgen, maar ook om een evenwicht
te bereiken tussen planning en intuïtie, tussen natuur (of leven)
en kunst, en tussen kunst en wetenschap - dit alles het liefst gerealiseerd
in één heroïsch proces, waarin alles op
zijn plek valt en alles precies goed is. Met de methode van de onderzoeker
ontleedt hij als het ware niet alleen zijn onderwerp, het bos, maar steeds
weer opnieuw ook zijn eigen manier van kunst maken; en met de vrijheid
van de kunstenaar voegt hij alle fragmenten die hij heeft gevonden weer
samen tot nog niet eerder geziene beelden.
|